‘Ik denk dat ons land in een fase zit waarin we wel klaar zijn met het proces dat iedereen hoger opgeleid moet worden’, aldus Dijkgraaf. Hij is in het kabinet verantwoordelijk voor hoger onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en emancipatie. De bewindsman, zelf gepromoveerd natuurkundige, zegt dat het hem in zijn eerste jaar als minister is opgevallen dat het mbo ‘altijd een beetje apart wordt gezien’, terwijl het land zit te springen om goed opgeleide vakmensen.
Dijkgraaf: ‘Ik ben ervan geschrokken dat er zo weinig samenhang is tussen het mbo enerzijds en hogescholen en universiteiten anderzijds.’ Hij hekelt de ‘intrinsieke ongelijkheid’ tussen de verschillende onderwijsvormen en spreekt van ‘een 19de-eeuws model’: hoe ‘hoger’ je gaat, hoe kleiner de groep voor wie dat onderwijs is.
‘Als iedereen maar de hele tijd hoger, hoger, hoger wil, geeft dat heel veel spanning en prestatiedruk, ook op die academische opleidingen. Zeker bij mensen die daar misschien helemaal niet op hun plek zijn. En het wrange vind ik dat die prestatiedruk zo is doorgeschoten dat zelfs mensen die het langs die lat het allerbeste doen, supergestrest zijn en nog steeds bezig blijven met die stap hoger.’
Herwaardering
De minister denkt dat Nederland op ‘een kantelpunt’ staat, waar banen snel veranderen. ‘We praten veel over de energietransitie, daar hebben we grote aantallen technici voor nodig. Misschien ook wel een paar theoretisch natuurkundigen, maar het gaat vooral om de elektriciens en de lassers die de apparaten kunnen bouwen. Daar hoort een herwaardering van het mbo bij.’
De roep om emancipatie van het mbo is al langer gaande. Voormalig minister Jet Bussemaker (PvdA) zei in 2015 tegen de Volkskrant: ‘Wat mij stoort, is dat iedereen alleen maar hogerop wil. Met een vwo-diploma wil iedereen naar de universiteit. Een mbo-diploma zou niet goed genoeg zijn, terwijl dat ook een prima diploma is. Het is belangrijker om de juiste student op de juiste plek te krijgen.’
Met zijn uitspraken trekt Dijkgraaf die lijn verder door. Mbo-studenten heten nog niet zo heel lang studenten en kregen ook pas later recht op een ‘studentenreisproduct’ (ov-kaart). Ze zouden ook lid moeten kunnen worden van studentensportclubs en studentenverenigingen, vindt Dijkgraaf, in het belang van een ‘rijk’ studentenleven. Introductieweken zouden net zo uitgebreid moeten zijn als die voor universitaire en hbo-studenten.
‘Je kunt wel zeggen: met een academische opleiding heb je later misschien een hoger inkomen. Maar het hangt heel erg af van wat je gaat doen, want met bijvoorbeeld een doctoraat in de filosofie is dat niet gegarandeerd. En als je elektrotechnicus wordt en je begint je eigen bedrijf, kun je daar uiteindelijk heel veel geld in verdienen.’